Companen is nauw betrokken geweest bij het overleg over de vorming van woningmarktregio’s. Zo zat het adviesbureau aan tafel in de regio’s Groningen/Drenthe, Friesland en Midden-/West-Brabant. Telkens bleken er grensproblemen te zijn waar corporaties onbedoeld de dupe van worden. Klouwen: “Neem Woonconcept, die corporatie is actief in Drenthe, maar ook in Steenwijk in Overijssel. In het huidige voorstel, waarin Groningen en Drenthe één woningmarkt worden, raakt Steenwijk dus ineens een woningcorporatie kwijt. En er zijn meer voorbeelden waarin een grens wordt getrokken door het werkgebied van een corporatie. Daarmee creëert deze maatregel dus vooral nieuwe problemen.”
Ook het voorstel van specialist in woonruimteverdeling Enserve, gaat uit van grotere regio’s. Klouwen: “Dat is goed, want ook daarin zie je dat grensproblemen zoveel mogelijk voorkomen worden.”
Eén grote regio
Tijdens een bijeenkomst van de G32, het netwerk van (middel)grote steden, heeft Bram Klouwen eens geopperd dat de gemeenten zouden moeten pleiten voor heel Nederland als één grote woningmarktregio. Het idee kon rekenen op sympathie, zegt Klouwen. “Maar als puntje bij paaltje komt, vinden gemeenten toch vaak dat regio’s ook weer niet heel groot moeten zijn. Ze vragen zich af wat dan nog de regionale samenhang is. Maar welke regio-indeling men ook kiest, het biedt geen oplossing voor het probleem waar het eigenlijk om begonnen is: namelijk dat er enkele grote corporaties te ver van hun huurders en de lokale vraagstukken afstaan.”
Prestatieafspraken voor lokale inbedding
Het is niet dat Bram Klouwen iets tegen grote corporaties an sich heeft. Het punt is wat hem betreft dat die grote organisaties de neiging hebben om de woningmarkt vooral afstandelijk, vanuit hun professie en deskundigheid te benaderen. Maar ze hebben te weinig oog voor de lokale belangen en verschillen. Wat goed is voor de ene plek is niet per se goed voor de andere, stelt Klouwen. “Een veel betere oplossing is dat de Woningwet prestatieafspraken tussen corporaties, huurdersorganisaties en gemeente veel belangrijker maakt. Dat zorgt voor lokale inbedding en betrokkenheid van de huurder. Daar ligt de basis voor de lokale verankering van corporaties, ook voor de grote jongens. Dus laten we daarop focussen.”
Discussie over lokale binding
Wat Companen betreft moeten gemeenten bij de regio-indeling dus vooral inzetten op pragmatische oplossingen die zo min mogelijk partijen in de weg zitten. “En het is zaak dat het contact tussen gemeente, huurdersorganisaties en corporaties niet wordt gefrustreerd door dit proces. Dat contact is doorgaans heel goed. Dat moet vooral zo blijven”, aldus Klouwen, die het wel positief noemt dat door de plannen voor woningmarktregio’s de discussie over lokale binding weer op de agenda staat. “Een woningcorporatie moet dichtbij de huurder staan. Daar wordt door de regionalisering weer volop over gepraat. Dat is een waardevolle bijvangst van dit hele proces.”